Juridisch nieuws & meer

Hier blijf je up-to-date van de laatste juridische ontwikkelingen, relevante rechtspraak, onze recente activiteiten en bezigheden, etc.

SCROLL
08-08-2023
Oprichting van het Centraal register voor bestuursverboden: wat verandert er voor u?

Op 1 augustus 2023 is de wet van 4 mei 2023 betreffende het Centraal register van bestuursverboden in werking getreden.

Het register centraliseert bepaalde gegevens van natuurlijke en rechtspersonen aan wie een gerechtelijk verbod werd opgelegd tot uitoefening van bepaalde functies, beroepen of werkzaamheden (bijv. ingevolge insolventiemisdrijven, een kennelijke grove fout die heeft bijgedragen tot het faillissement, valsheid in geschriften, misbruik van vertrouwen, etc.).

Het register is erop gericht de controle op de naleving en de handhaving van bestuursverboden eenvoudiger en efficiënter te maken, aangezien dit in de praktijk te wensen overliet.

Bepaalde overheidsdiensten (o.a. politiediensten, het openbaar ministerie en de griffiers van de ondernemingsrechtbanken) en notarissen zullen voortaan toegang hebben tot het volledige register en zullen derhalve alle daarin opgenomen gegevens kunnen raadplegen (m.n. de naam van de veroordeelde, de rechter die het bestuursverbod heeft uitgesproken, de begin- en einddata van het bestuursverbod, en de redenen voor het verbod). Verder is ook (beperktere) toegang mogelijk voor belanghebbende particulieren, zij het dat deze enkel de naam (en desgevallend het ondernemingsnummer) van de veroordeelde en de begin-en einddatum van het verbod kunnen raadplegen. De bedoeling is dat burgers op deze manier kunnen nagaan of een (rechts)persoon waarmee zij in aanraking komen het voorwerp uitmaakt van een bestuursverbod.

Wat betekent dit concreet voor u?

Bij de neerlegging van een benoemingsbesluit (als (dagelijks) bestuurder, zaakvoerder, lid van een directiecomité, directieraad of raad van toezicht, commissaris of vereffenaar van een vennootschap, vereniging of stichting, of als vertegenwoordiger voor de werkzaamheden van een bijkantoor) zal het register voortaan worden geraadpleegd en zal de neerlegging / publicatie van het benoemingsbesluit worden geweigerd indien de betrokken persoon in het register is opgenomen.

Een voor de praktijk belangrijke nieuwigheid (en bijkomende administratieve verplichting) is dat er samen met het benoemingsbesluit door het voor de benoeming bevoegde orgaan een verklaring dient te worden opgesteld en neergelegd waarin wordt bevestigd dat er lastens de betrokken persoon geen veroordeling tot een bestuursverbod werd uitgesproken door een rechtscollege binnen de EER.

Indien deze verklaring ontbreekt, zullen de griffies en notarissen dit moeten melden, waarna het register zal worden geraadpleegd door de bevoegde instanties om na te gaan of er sprake is van een (buitenlands) bestuursverbod. Het spreekt voor zich dat dit aanleiding zal (kunnen) geven tot een vertraging van de neerlegging en publicatie van het benoemingsbesluit, wat evident niet wenselijk is. Het is dus absoluut aangewezen om alle benoemingsbesluiten met ingang vanaf 1 augustus 2023 gepaard te laten gaan met een door het bevoegde orgaan ondertekende (en correct opgestelde) verklaring waarin de afwezigheid van een bestuursverbod wordt bevestigd.

05-09-2023
Kristof Vanhove spreker op studiemiddag "Handelshuur anno 2023" (die Keure)

Op donderdag 5 oktober 2023 is Kristof Vanhove gastspreker op een studiemiddag te Gent die wordt georganiseerd door die Keure en volledig gewijd is aan handelshuur. De uiteenzetting van Kristof heeft als titel "De weigering van de hernieuwing en uitzettingsvergoeding in het licht van de meest recente rechtspraak".

21-06-2023
Verschuiving van de peildatum in het kader van de geschillenregeling: Hof van Cassatie eist motivering in concreto

In het kader van de geschillenregeling, vóór de inwerkingtreding van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV) opgenomen in de artikelen 642 en 643 van het (oude) Wetboek van vennootschappen (wat de NV betreft), heeft het Hof van Cassatie in een arrest van 31 maart 2023 verdere duidelijkheid verschaft omtrent de verschuiving van de peildatum, d.i. de datum waarop de (over te nemen of over te dragen) aandelen dienen te worden gewaardeerd (en de uitgetreden of uitgesloten aandeelhouder niet langer het economisch risico draagt, maar ook niet langer profiteert van een waardestijging).

In beginsel moet de waarde van de aandelen worden geraamd op het tijdstip waarop de rechter de overdracht ervan beveelt (en het juridisch en economisch risico dus overgaat op de overnemer), aangezien het recht op betaling van de prijs eveneens ontstaat op het tijdstip van de eigendomsoverdracht.

De rechtbank kan/moet daarbij abstractie te maken van zowel de omstandigheden die geleid hebben tot de vordering tot overname van aandelen, als van het gedrag van de partijen ten gevolge van de vordering.

Het Hof van Cassatie bevestigt in het arrest van 31 maart 2023 dat de feitenrechter enkel een andere peildatum mag hanteren (dan de datum waarop hij de aandelenoverdracht beveelt) – en dus de peildatum en de datum van eigendomsoverdracht dus mag ontkoppelen – indien hij in concreto vaststelt dat de omstandigheden die geleid hebben tot de vordering tot overname van de aandelen of het gedrag van de partijen ten gevolge van de vordering, een invloed hebben gehad op de waarde van de aandelen.

In de zaak die aanleiding heeft gegeven tot het voormelde cassatiearrest had het Hof van Beroep te Antwerpen, in afwijking van de algemene regel, een andere peildatum bepaald, dit zonder evenwel in concreto vast te stellen dat de omstandigheden die geleid hadden tot de vordering tot overname van de aandelen of het gedrag van de partijen ten gevolge van de vordering een invloed hadden op de waarde van de aandelen. In de motivering van het arrest had het Hof van Beroep immers volstaan met te verwijzen naar de vastgestelde ernstige en duurzame onenigheid die de uittreding rechtvaardigde, om louter op basis daarvan de peildatum te verschuiven. Om die reden heeft het Hof van Cassatie het arrest van het Hof van Beroep vernietigd.

Met de invoering van het WVV (m.n. in artikel 2:67 WVV en artikel 2:69 WVV) heeft de wetgever de rechterlijke bevoegdheid verankerd om de peildatum te verschuiven in het geval dat een raming van de waarde van de aandelen op het tijdstip van overdracht ervan tot een kennelijk onredelijk resultaat zou leiden. In dat geval mag de rechter “met inachtneming van alle relevante omstandigheden, beslissen tot een billijke prijsverhoging of -vermindering.” Als de feitenrechter dit doet, dient hij op basis van de concrete omstandigheden te motiveren waarom hij van oordeel is dat (bijv.) de (verwijtbare) gedragingen van de ene of de andere partij een invloed hebben gehad op de waarde van de aandelen.

21-06-2023
Uitdrukkelijk ontbindende bedingen in distributieovereenkomsten: geen ontbinding zonder contractuele fout

De wet van 27 juli 1961 betreffende eenzijdige beëindiging van de voor onbepaalde tijd verleende concessies van alleenverkoop, zoals geïncorporeerd in boek X van het Wetboek Economisch Recht (hierna “WER”), legt de algemene beginselen vast die van toepassing zijn op de eenzijdige beëindiging van een voor onbepaalde tijd verleende concessie van alleenverkoop.

Krachtens artikel X.36 WER kan de voor onbepaalde tijd verleende verkoopconcessie (bijv. een distributieovereenkomst) – behoudens in geval van grove tekortkoming door een van de partijen aan haar verplichtingen – slechts worden opgezegd met inachtneming van een redelijke opzegtermijn of door betaling van een billijke vergoeding die door de partijen op het ogenblik van de opzegging van de overeenkomst wordt vastgesteld.

De vraag die zich in dat verband stelt is hoe een uitdrukkelijk ontbindend beding in een concessieovereenkomst (waarin de partijen afspreken in welke gevallen de overeenkomst eenzijdig en met onmiddellijke ingang kan worden verbroken) zich verhoudt tot artikel X.36 WER. Met andere woorden, kunnen partijen in hun concessieovereenkomst rechtsgeldig afwijken van artikel X.36 WER door het toepassingsgebied van een uitdrukkelijk ontbindend beding uit te breiden naar feiten, gevallen of omstandigheden die als dusdanig geen verband houden met een contractuele tekortkoming (maar wel van nadelige invloed kunnen zijn)?

In haar arrest van 11 mei 2023 heeft het Hof van Cassatie (C.21.0409.F) hierover duidelijkheid gebracht. In de zaak die aanleiding heeft gegeven tot het Cassatiearrest van 11 mei 2023 had Rolex Benelux de door haar verleende verkoopconcessie beëindigd op grond van een uitdrukkelijk ontbindend beding in de concessieovereenkomst die de concessiegever toeliet om de overeenkomst te ontbinden niet alleen in geval van een contractuele wanprestatie, maar daarnaast ook omwille van elke andere gegronde reden (“pour toute autre juste motif”).

Aangezien een aantal bestuurders van de concessiehouder het voorwerp uitmaakten van een strafrechtelijk onderzoek (o.a. op verdenking van btw-fraude, vervalsing van facturen, etc.), had Rolex Benelux de verkoopconcessie met onmiddellijke ingang beëindigd omwille van gegronde redenen (m.n. de aantasting van de goede naam en reputatie van het merk Rolex), dit naast de verschillende inbreuken op de contractuele verplichtingen van de concessiehouder (o.a. sluiting van de winkel, gebrek aan voorraad, betaalachterstallen). De concessiegever was zodoende van oordeel dat deze omstandigheden een voldoende ernstige gegronde reden (“juste motif”) uitmaakten die haar toelieten zich te beroepen op het uitdrukkelijk ontbindend beding om de verkoopconcessie eenzijdig te beëindigen.

Het Hof van Beroep te Brussel bevestigde de ontbinding van de overeenkomst lastens de concessiehouder omwille van gegronde redenen (met name de aantasting van het imago en reputatie van het merk Rolex). Volgens het Hof van Beroep te Brussel waren de voormelde feiten en omstandigheden in casu objectief gezien voldoende ernstig om te kwalificeren als gegronde redenen, waardoor Rolex Benelux zich terecht kon beroepen op het uitdrukkelijk ontbindend beding om de verkoopconcessie eenzijdig te beëindigen, zonder dat het Hof het bestaan van een fout of contractuele tekortkoming in hoofde van de concessiehouder hoefde vast te stellen. Het loutere feit dat de feiten en omstandigheden kwalificeerden als gegronde redenen (“juste motif”) – los van de vraag of er sprake was van een contractuele tekortkoming – was volgens het Hof van Beroep voldoende om zich te kunnen beroepen op het uitdrukkelijk ontbindend beding.

In haar arrest van 11 mei 2023 heeft het Hof van Cassatie dit arrest verbroken. Een verkoopconcessie van onbepaalde duur in de zin van Boek X WER kan overeenkomstig artikel X.36 WER enkel worden beëindigd met een redelijke opzegtermijn of betaling van een billijke vergoeding, behoudens grove tekortkoming door een partij aan één van haar verplichtingen. Dit principe vormt een toepassing van de gemeenrechtelijke beëindigingsgrond van artikel 1184 Oud Burgerlijk Wetboek die elke partij het recht geeft om de ontbinding van een overeenkomst te vragen aan de rechtbank wanneer een contractspartij haar verplichtingen niet nakomt. Echter, gezien het dwingendrechtelijk karakter van artikel X.36 WER, kan een uitdrukkelijk ontbindend beding dus enkel maar uitwerking krijgen i.g.v. een contractuele tekortkoming, en dus niet omwille van een andere reden (die géén contractuele tekortkoming uitmaakt).

Conclusie:

Het bestaan van een contractuele tekortkoming is dus een noodzakelijke voorwaarde om een voor onbepaalde tijd verleende concessie van alleenverkoop eenzijdig te beëindigen zonder opzeggingstermijn en zonder billijke (bijkomende) vergoeding. Door middel van een uitdrukkelijk ontbindend beding in de concessieovereenkomst kan dit principe niet worden uitgebreid naar andere “gegronde redenen” die als dusdanig niet als een (grove) contractuele tekortkoming kunnen worden beschouwd.

Het is dus absoluut raadzaam om de nodige aandacht te besteden aan de zorgvuldige redactie van uw distributieovereenkomst, en het daarin op te nemen uitdrukkelijk ontbindend beding in het bijzonder. Het is van essentieel belang om op omstandige wijze te omschrijven wat de contractuele verplichtingen zijn van uw medecontractant en het uitdrukkelijk ontbindend beding hierop af te stemmen zodanig dat dit beding u een contractuele uitweg biedt indien u wordt geconfronteerd met een contractuele tekortkoming van uw medecontractant, zonder dat u gehouden bent tot het respecteren van een opzegtermijn of het betalen van een opzegvergoeding (waarvan de duur en het bedrag oploopt in functie van de duurtijd van de verleende concessie).